Over Mariecken, God, en Steinbeck

Soms kom je van die onverwachte teksten tegen…

Vorig jaar zomer was ik druk bezig met het bewerken en herschrijven van het toneelstuk ‘Mariecken van Niemeghen.’ In het oorspronkelijke, laat-Middeleeuwse stuk wordt verteld van het meisje Mariecken, die ‘zeven jaar in zonde leeft met de duivel’ (hier ‘Moenen’ genaamd). Na zeven jaren komt zo plotseling, na het zien van een wagenspel op de markt, tot inkeer, verwerpt haar zondige leven, en treedt na enige omzwervingen in in een klooster bij Maastricht. Na jarenlange boetedoening worden haar zonden haar uiteindelijk vergeven. Einde verhaal.

Wat me intrigeerde in het verhaal was de reden die Mariecken heeft om met Moenen mee te gaan: hij belooft haar “die seven schone kunsten’ te leren. Kennis dus. Wetenschap. Logica. Het is intrigerend hoe de duivel er steeds weer in slaagt om mensen op het foute pad te brengen door ze kennis voor te schotelen. Dit gebeurde al in Genesis, als Eva wordt verleidt te eten van de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad. Maar ook in het verhaal van Faust – gedramatiseerd door onder andere Marlowe en Goethe- is Dr. Faust bereid om zijn onsterfelijke ziel in te ruilen voor alle kennis van de wereld.

Aangezien deze verhalen allemaal voortkomen uit de Joods-Christelijke gedachtenwereld, is het niet gek om te concluderen dat -vanuit godsdienstig standpunt- ‘kennis’ kennelijk het tegenovergestelde is van ‘geloven.’ Wie ‘weet’ kan niet meer ‘geloven’, en is daarmee verloren voor God. Dat de kerk een gespannen relatie heeft met wetenschap zien we aan de hand van talloze voorbeelden, van Galileo die gedwongen werd zijn waarnemingen van de beweging van de planeten te herroepen, tot aan de Creationisten in de VS die fulmineren tegen de evolutietheorie.

Tegelijkertijd gaat de wetenschap steeds meer voor God spelen. Embryo’s kunnen worden gekloond, DNA-manipulatie neemt een steeds grotere vlucht, en in onze informatie-maatschappij vervagen de grenzen tussen biologische en kunstmatige intelligentie.

Genoeg materiaal dus voor een toneelstuk.

In mijn stuk is Mariecken geen naïef meisje, maar een jonge vrouw die gefascineerd is door het verwerven van kennis. Getraumatiseerd door de vroegtijdige dood van haar ouders is ze bereid om alles in het werk te stellen om door middel van de wetenschap de wereld beter te maken, en de oneffenheden te verwijderen. Moenen ziet haar als zijn perfecte wapen om wraak te nemen op God, die hem van zijn oorspronkelijke plaats als engel aan Zijn rechterhand heeft verwijderd, ten gunste van zijn nieuwe favoriet: de mens.

De afgelopen maanden ben ik met de spelers van Theater in ’t Groen bezig geweest met het repeteren van ‘Mariecken.’ We hebben gefilosofeerd, we hebben ons verdiept in quantum-mechanica, zwarte gaten, en de zoektocht naar anti-materie. Maar ook lazen we uit de bijbel, en onderzochten onze eigen moraliteit. Het was –en is-  een spannend, intrigerend zoekproces, wat over enkele maanden moet resulteren in zeven (hoe symbolisch) voorstellingen.

De afgelopen week herlas ik ‘Goede donderdag’,een boek van een van mijn favoriete schrijvers, John Steinbeck. Eén van de hoofdpersonen is Doc, een bioloog, die halverwege zijn leven de balans opmaakt, en bemerkt hoe leeg en eenzaam zijn bestaan tot dan toe is geweest. Tijdens een reis naar de kust ontmoet hij een kluizenaar, die hem de vraag stelt “Wat wilt u toch?”

CANNERY ROW, Nick Nolte als Doc, 1982, (c) MGM

“Dat probeer ik juist te bedenken”, zei Doc. “Ik wil alles vergaren wat ik ooit gezien, gedacht en geleerd heb, en dat reduceren, in onderling verband brengen en verfijnen, tot dat ik iets heb wat betekenis heeft en nut. En het lukt mij maar niet.”

“Misschien bent u er niet klaar voor. En misschien heeft u hulp nodig.”

“Wat voor hulp?”

“Er zijn enkele dingen die een mens niet alleen kan doen. Ik zou er niet aan denken zoiets groots te ondernemen zonder –“ Hij zweeg. De zware golven beukten op het harde strand en het gele licht van de ondergaande zon verlichtte een wolk in het westen, één bonk goud.

“Zonder wat?”, vroeg Doc.

“Zonder liefde”, zei de ziener. “Ik moet nu naar de zonsondergang. Ik ben zover gekomen dat ik niet geloof, dat de zon kan ondergaan zonder mij. Dat geeft mij het gevoel dat ik nuttig ben.” Hij stond op en veegde de dennenaalden van zijn sjofele broek.

Een prachtige reactie -in mijn ogen- op een zeer menselijk verlangen.